pub

Dagdeal (728x90)

vrijdag 1 januari 2016

BONNE ANNEE EN GELUKKEGE NEUVEJOER ON ALLE BRUSSELEIRS , EN ON AL D’ANDER UUK VANAAIGES… AS ZE MO VAN GOOIE WIL ZAAIN!


woensdag 7 oktober 2015

Brusselaars zijn bastaarden uit principe.


Geert Van Istendael bezingt zijn liefde voor Brussel. Of is het zijn haat? "Brusselaars zijn bastaarden uit principe."
 
Geert Van Istendael is ex-journalist van de VRT, en is nu schrijver en publicist.







Waarom woont een mens hier en niet daar?
Mijn geval is simpel.
Gebrek aan verbeeldingskracht. Totaal geen zin in avonturen.
Ik ben geboren in Brussel en in Brussel woon en werk ik.
Zeker, ik ben ontrouw geweest. Utrecht. Leuven. Engeland.
Maar mijn affaire met Brussel duurt nu al vijfendertig jaar. Het moet haast wel dat die stad me bevalt.
Ik duw mijn voordeur in het slot, stap vijf minuten, daal af, de ondergrond in. De metro flitst me dag en nacht overal heen. Nacht, nou ja, niet in de kleine uren, maar daar ben ik toch te oud voor.
Mijn kinderen gingen altijd te voet naar school.
Niks geen achterbankgeneratie.
Ikzelf ging te voet werken.
Ik kan elke dag Frans spreken met stadgenoten als ik dat wens. Heerlijke taal, Frans, Brusselse verbasteringen incluis. Elle sait la contre. C’est un peu peu monsieur.
Mijn buren proberen tweetalig te zijn. Het gaat niet altijd van harte, bijlange niet, mijn burgemeester heet Maingain. Maar steeds vaker hoor ik goede wil.
Tweetaligheid is niet genoeg. Ik kom buiten, zeg bonjour tegen mijn buren en wat krijg ik terug? Koedendak. Guten Tag. Morning. Dzień dobry.
Opnieuw de metro. Tel de talen die de medepassagiers murmelen. Je hebt meer dan tien vingers en tien tenen nodig. Hoe verder je vordert richting Molenbeek, hoe dieper de woorden in de kelen zakken, hoe minder je snapt. Hoe onbegrijpelijker de ondergrond, hoe armer de bovengrond. Dat is één van de regels in de Brusselse chaos.
Nog een regel.
In Brussel heeft het woord taal geen enkelvoud. Brussel is allestalig. Bruxelles est toutophone. Mensen uit een arm land die na drie jaar lagere school op het veld moesten gaan werken of in de zweetfabriek, proberen in Brussel elke dag drie, vier, vijf talen te spreken. Ze leren die op straat, op het werk, in de vakbond. Brabbelen ze? Nee, ze vinden taal uit, bastaardtaal, mank, krom, maar spreken zullen ze, móéten ze wel, met buurvrouw, buurman, met onbekenden, ontbrekende woordenschat aanvullend met handen en voeten. Dat deden de Brusselaars al meer dan een eeuw geleden, toen het Frans hun Brabants wilde verdringen.
Brussel is een groot, morsig bed waar allerlei talen met allerlei talen liggen te vrijen. Geen wonder dat er zoveel bastaarden geboren worden. Brusselaars zijn bastaarden uit principe. In oude kroegen waart gefluister rond over voorouders die opdoken uit Ardennen of West-Vlaanderen. Vol trots voegen de fluisteraars eraan toe: en ik, ik ben halfgebakken. Ons nieuw volk fluistert dapper mee. Inzake mengtaal, toêl, langue, lenguaje, tamazight, język, is het door en door Brussels.

Brusselaars zijn onvatbaar. Ze knikken ja, ze doen nee.
Overigens, voluit ja zeggen ze zelden. Ze zeggen in de twee officiële, gelijkberechtigde idiomen en ik durf te wedden ook in een kwak nieuwe: Nee misschien. Non peut-être. Dat betekent: Ja. Oui. Schreeuwden we de plompverloren ja, we vraten elkaar op met huid en haar. Maar we lusten elkaar niet. We lusten bloompansj en sjoozels en stoemp.
Ik ben dol op de oude Brussele huizen. Drie kamers achter elkaar. Tuin. Die tuin kun je van op straat niet zien. Wij blijven graag onzichtbaar.
Ook huizen zijn vaak principiële bastaarden.
Neem het mijne: art nouveau in de glasramen, neogotisch traliewerk, neorenaissance deurklinken, Franse style pompier voor de schoorsteenmantels en voor de ramen de anonieme Belgische stijl. Vrijwel ieder huis in mijn straat verschilt van zijn buur en toch passen ze harmonisch bij elkaar. Het lijkt wel alsof de Brusselse talen versteend zijn en dat is mooi. Heel mooi.
Ten slotte houd ik van Brussel omdat die rotstad me zo kwaad maakt. Razend. Mijn gal loopt om. Ik heb dat nodig, zo niet ga ik aan het verkwabben.
Woest maken me de openbare storten op de stoepen.
Woest maken me de negentien burgemeesters met hun achtendertig oogkleppen.
Woest ben ik omdat niemand, niemand, niemand zich verantwoordelijk voelt voor puinhopen en braaklanden in deze stad.
Woest maken me de al te talrijke Franstaligen die nog altijd niet begrijpen dat deze stad tweetalig is of niet is. Die tegen alle bewijzen in weigeren aan te nemen dat deze stad achthonderd jaar lang Brabants Nederlands heeft gesproken, geroepen, gezongen, geschreven.
Woest maakt me de verwoesting, woest de verwrakking, woest het Griekse peil van de werkloosheid. In Brussel klopt Grieks-Brusselse ellende op de deur van de Europese Commissie en niemand die opendoet. Woester dan woest maken me de diepvrieskisten aan het Schumanplein, waaruit betweterige eurocraten vernedering en afbraak opdiepen en grauwe, lichtschuwe richtlijnen die zij godbetert Europees durven te noemen.
Vuilnisbelt. Wanbeheer. Géén beheer. Kaalslag. Kortzichtig, hardvochtig, hooghartig eurokapitalisme. Ik háát het.


07 oktober 2015 10:44 DE Zur deutschsprachigen Webseite EN Visit flandersnews.be, the English news website of VRT News FR Allez à Flandreinfo.be Zoekterm Verkeerssituatie: gegevens aan het inladen 22 KM FILE Weersituatie: 14 graden celsius, helder met grijze bewolking14 °C Het journaal L - 06/10/15 Het weer 20u Het journaal VGT - 06/10 home Binnenland Buitenland Politiek Economie Cultuur & media Ook dat nog opinie Rubrieken Videozone Live Center Brusselaars zijn bastaarden uit principe

donderdag 24 september 2015

De gruute met!


Ghe moêt vantaaïd in Brussel ies' no' de Gruute Met goen ...
In 'tt joer slillekes emme ze de er stuk of twie de kop afgedoen ...
Na, luup da' do' vol tourieste,
Ghe weit wel, allemoe van dae' veeze tieste ...
'T ess curieuss ve' loete zeen ...
Persses dat allemoe Jeisus Christus zeen ! Pourtang, Ik weit ni wat do' kunt doon !
Ghe goe' ma zegge...
Ja mo ga zaïen nen Brusseleir !
En den ? Ben ik togh uuk giene kajoubereir !
De Gruute Met ess uniek, da' kan zaïen !
D'accord doe zaîen d'er zu gienen deiteen in den douzaaïne !
Pak mo just, statueses en toeres ...
Doe emme me togh ni veul oen verloêre ...
Dat stoen alienj in de middel neete erm' man bloot ...
Of zeede gaîele ni goot ?
Daen dé daen' geboêv' eit emme van boêve no' beneie gesmeite ...
De sukkeleir ei g'ett ni kunne oêverleive !
Ghe moet da' zeen, trek op gien botte,
Perssee of waïele zaïen allemoe zotte !
Langs den andere kant stoe "La Maison du roi", just tusse twie gankskes,
Dat ess persees enn oeïske mè vollangskes !
Den ee' nogh da', van de Duc de Brabant, dat ess just e klierkas,
Schaaînt d'ailleur dat ei ne linkoet was !
Ne pei dé de mense ambeiteide,
Z'emme de'mée schuun boeïte gesmeite,
De rest, woere allemoe oeïze van vreugher, van de syndikass,
Van d'epissiés, van de braaver et zu rass.
Ze zeet allemoe ni ve ne' 'r oeïs oêver te schraaïve.
Van ma gh'ess do zenne dé altaaîd doe oêverdraaïve ...
Doebâ doebâ moote ze niks waaïs moeke,
Al dei doe zoe gezeit goê he' sloepe,
Zeen dei allemoe in "De Roi d'Espagne", en da'ss curieuss,
Want par hasard, verkuupe ze doe fameuse gueuss
Mè kip-kap en bloopanch ... Da'ss zonder pardon !
Ze zaîen allemoe zoe zat as e kanon !
Ze verkuup der uup nogh soête viss
En van dè dinkskes mè Menneke-Piss !
Ik goen hee al ga luupe,
Veuï da ze mae' uugh nogh verkuupe !

zaterdag 19 september 2015

Zieverijr!

Doe zen er vuil van zenne "Zieverijrs" 


Zievereir, tu as fini de zievere ?
Zievereir, t'es t'occupé à tottele !
Quand tu bois trop, ga veeze coco !
Den kunde ni raisonneire ...
Vas dans vot' lit, en zwaaïgt nâ ne ki,
Ghe begint onz' 't embeteire !
Zievereir, vas retrouver ta Swaske !
Zievereir, hanne van da' maske !
Loït ze togh, tu vois qu'elle ne veut pas !
A puute van de koech, duut ni langer voech !
Ça ne se fait pas !

Wild 'he ga na nogh e pintje drinke ?
Comme ça tu pourras bien broebeler !
G'luuve ma ! Ghe zaïet vantaaïd ne linke !
Jamais, tu ne veux pas m'écouter !
Tiens ! Ghe kunt ma togh zoe enerveire !
Quand tu reste collé on den comptoir !
Paesd togh op a vrae en op a kindje qui t'attendent !
En zegd onz " au-revoir " !
Zievereir, tu as fini de zievere ?
Zievereir, t'es t'occupé à tottele !
Quand tu bois trop, ga veeze coco !
Den kunde ni raisonneire ...
Vas dans vot' lit, en zwaaïgt nâ ne ki,
Ghe begint onz' 't embeteire !
Zievereir, vas retrouver ta Swaske !
Zievereir, hanne van da' maske !
Loït ze togh, tu vois qu'elle ne veut pas !
A puute van de koech, duut ni langer voech !
Ça ne se fait pas !
Zievereir, vas retrouver ta Swaske !
Zievereir, hanne van da' maske !
Loït ze togh, tu vois qu'elle ne veut pas !
A puute van de koech, duut ni langer voech !
Ça ne se fait pas !

maandag 4 mei 2015

Bij den docteur!

Ik was begin van de weik zëlf bei den doktour. Dat es ne kameroêt womei da’k nog gestudeid em, en ik zat in zan wachtkoêmer. Doê zit altaaid ’n receptioniste dee ui geire loit duigoên vè importanter as da ze es. As er eemand binnekomt dèn vroêgt ze altaaid wovui da ge den doktour wilt zeen. On maa kent ze en ze wet da den doktour ne gooie copain es, dus on maa loit ze gerëst. Mo vè d’ander mense es da wel dikkes gênant, want as ze vroêgt wovui da ge komt dèn moede ga vertelle wa da ge mankeit terwaailest dat alleman in de wachtkoêmer dat uut. Niks zoe ambetant as zoe e mokke dat absoleut wilt weite wa da g’èt in ’n volle wachtkoêmer. Op ne moment komt do ne pei binne, ik schat em zoe eet van ’n seifteg joêr. De wachtkoêmer zit vol, en ei dirizjeit em no de receptioniste. Dei zeit: “Gooiemerged… en vè wa wilde ga den doktour vandoêg spreike?” Daan pei antwout: “Ik em eet on mannen tisj.” De receptioniste reageit kwoêd en zeit: "Ge kunt zuu’n dinges ni vertellen in ’n volle wachtkoêmer!” “En wovui ni? Gaa et ma gevroêgd wa dat er schilde en ik em et a verteld” zaa’m. Worop da de receptioniste antwoude: "Menier, g’èt de giel wachtkoêmer gezjèneid. G’ait moote zegge da ge eet mankeide on a uur of zoe eet.” De man replikeiden ui: “Uffra, gaa zait de zeeke gin vroêge moote stelle in ’n volle salle d’attente vol mè vrëmde, as et antwoud uile kan zjeneire.” Ei leep no boeite, eit do probablement e poêr meneute gewacht, en kwam dèn vanèr binne. De receptioniste lachte persees of z’aa de lotto gewonne en zaa: “Ja? … Zeg et mo menier??” “Ik em last van man uur” zaa de pei. De receptioniste knikte kontent, ze wist dat em ui advees aa gevolgd. “En wa schilt er on a uur, menier?” “Awel” zaa’m, “ik kan er ni oeit pisse!”